Reactie VDAB op rapport van het Rekenhof over IBO
Vandaag publiceerde het Rekenhof een auditrapport over de individuele beroepsopleiding (IBO). Dat is de populairste vorm van werkplekleren die VDAB aanbiedt.
In 2019 deden 11.648 werkzoekenden een IBO. Het is dan ook een bijzonder effectieve maatregel. Zes maanden na het beëindigen van een IBO, is 90% nog steeds aan het werk bij de werkgever. Omdat deze maatregel zo belangrijk is in het aanbod van VDAB, hebben we het rapport met bijzonder veel aandacht gelezen.
In het rapport analyseren de auditeurs dossiers uit 2015, met verdere opvolging en bevragingen tem. 2017. Belangrijk om te weten, is dat we als Raad van Bestuur in 2018 beslisten om IBO grondig te hervormen. Deze gewijzigde context is deels opgenomen in de conclusies van het rapport maar voor een organisatie in continue verandering zoals VDAB, is dit rapport eerder een waardevolle terugblik dan een actuele audit. Er staan enkele pijnpunten in die we herkennen van voor 2018. De hervorming komt daar grotendeels aan tegemoet, en bevestigt de keuzes die we toen maakten. Daarnaast zijn er aandachtspunten die we zullen meenemen in de verdere ontwikkeling van IBO.
De hervorming was een mijlpaal in de evolutie van IBO. Daarom is het belangrijk om kort de uitgangspunten die we toen definieerden te herhalen:
IBO is competentieversterking op maat om een vacature in te vullen;
we gaan voor een eenvoudige forfaitaire betaling door de werkgever;
de cursist krijgt een transparant te bepalen premie en net zoals bij andere opleidingen dekt VDAB bijkomende kosten zoals vervoer en kinderopvang;
voor werkgevers is een IBO voor kwetsbare werkzoekenden gratis (IBO plus);
door administratieve vereenvoudiging kunnen partners van VDAB een IBO afsluiten.
Met dat in het achterhoofd, formuleren we in de volgende paragrafen onze reactie in drie speerpunten die inspelen op de belangrijkste punten die het Rekenhof aanhaalt.
IBO als brug over een competentiekloof
Het eerste is het vertrekpunt dat het Rekenhof hanteert om te bepalen of een IBO al dan niet opgestart moet worden: is de vacature een knelpunt? Dat is niet het enige waar VDAB zich op baseert en dat gaat bovendien voorbij aan de realiteit op de arbeidsmarkt. VDAB behandelt per definitie knelpuntvacatures. Voor VDAB is de essentie van IBO het versterken van competenties. De dienst doet dat op maat van de werkzoekende en bekijkt in functie van een concrete vacature of er een competentiekloof is.
De volgende stap is het opstellen van een opleidingsplan. Het rapport haalt dat terecht aan als essentieel onderdeel om de billijkheid en het gebruik van IBO te bewaken. Daarom maken we werk van betere (digitale) ondersteuning, en meer persoonlijke begeleiding & coaching van de werkgever zodat het opleidingsplan in elk traject kwaliteitsvol is.
IBO als onlosmakelijk onderdeel van het brede aanbod van VDAB
Om de effectiviteit van IBO te bepalen, focust het Rekenhof op de effectiviteit ervan bij kwetsbare doelgroepen. Dat doet deze maatregel en de brede dienstverlening van VDAB schromelijk tekort. Het rapport houdt geen rekening met het feit dat IBO deel uitmaakt van een veel ruimer aanbod van VDAB en niet los daarvan bekeken kan worden, vooral niet bij kwetsbare doelgroepen. IBO is meestal de laatste stap in een traject naar werk. Vaak gaat er een praktijkopleiding aan vooraf, soms wordt het gecombineerd met taalcoaching. Bemiddelaars van VDAB starten dienstverlening niet vanuit een bepaald kenmerk van een persoon. Ze nemen de competentiekloof als vertrekpunt en bekijken vervolgens welke (combinatie van) dienstverlening het meest geschikt is. Zo startten in 2019 meer dan 19.000 mensen met een migratieachtergrond een opleiding bij VDAB, dat is 40% van het totaal aantal cursisten.
Dat neemt niet weg dat VDAB zijn dienstverlening zo laagdrempelig mogelijk wil maken. De hervorming draagt bij aan de toegankelijkheid ervan: er is budget vrijgemaakt voor IBO plus, VDAB komt tussen in kosten voor vervoer en kinderopvang, en ook partners kunnen IBO's afsluiten.
IBO als een meerwaarde voor de samenleving en het individu
Tot slot oordeelt het Rekenhof dat IBO budgetneutraal moet zijn voor de maatschappij. Dit gaat volledig voorbij aan de kosten die voor de maatschappij worden uitgespaard door IBO in te zetten. Bij de 90% tewerkgestelde IBO-cursisten zitten mensen die anders werkzoekend zouden gebleven zijn, in sommige gevallen zelfs langdurig. Tegelijkertijd vraagt het Rekenhof om inclusief te zijn en dus om de instroom in IBO plus te verhogen. Daar zijn we het mee eens, maar dat betekent investeren.
We beschouwen het als een kernopdracht van VDAB om kosteloos op te leiden, om leren te stimuleren in functie van de noden op de arbeidsmarkt. De kosten voor IBO maken integraal deel uit van het jaarlijks budget van VDAB. Als Raad van Bestuur staan we 100% achter die investering, die weldoordacht en goed besteed is. We zijn overtuigd van het rendement voor de samenleving én voor het individu.
IBO als hoeksteen voor een relance na de coronacrisis
In de voorbije maanden is de arbeidsmarkt in woelige wateren terecht gekomen. Samen met het stilvallen van heel wat werkgelegenheid, daalde ook het aantal IBO's. In de komende maanden en jaren staan we voor de stevige uitdaging om die arbeidsmarkt terug vlot te doen draaien. We zullen IBO's nodig hebben zodat werkzoekenden kansen krijgen en werkgevers hun vacatures kunnen invullen. IBO kent een rijke geschiedenis en heeft zijn nut al meermaals bewezen. Ook nu zal dit instrument een antwoord kunnen bieden op complexe vragen op de arbeidsmarkt. De positionering van deze maatregel op het kantelpunt van opleiding naar tewerkstelling is uniek en is de absolute sterkte van het product. We blijven erover waken dat de meerwaarde ervan zowel voor de werkgever als voor de werkzoekende gegarandeerd blijft.
We danken het Rekenhof voor hun rapport en grijpen deze kans om onze ambitie uit te spreken om van IBO een sterker instrument te maken. We zullen IBO blijven evalueren en indien nodig verbeteringen doen. Dat doen we in nauwe samenwerking met de sociale partners, zodat IBO een hoeksteen kan blijven, ook in de relance waar onze arbeidsmarkt voor staat.
Raad van Bestuur VDAB