Test tegenstellingen

Duid telkens aan welke twee woorden een tegengestelde betekenis hebben.

Bijvoorbeeld:     A. goed    B. leuk    C. slecht    D. prettig

- A - C

- B - C

- A - D

- B - D

Het juiste antwoord is A - C want goed en slecht zijn tegengestelden.

Na de test krijg je onmiddellijk feedback.

Optioneel