De oogst: onze ideeën voor projecten

Projecten

Twee dagen lang leerden organisaties, bedrijven en vrouwen met een migratieachtergrond elkaar kennen. Daaruit groeiden verschillende projectideeën. Sommige ideeën focussen op de individuele vrouw of de individuele werkgever, terwijl andere projecten het instrumentarium willen wijzigen. Tot slot groeiden er ook verschillende ideeën op het niveau van beleid en strategie.

Doorheen de projecten komen ook de verschillende etappes aan bod, die van belang zijn in het parcours naar de arbeidsmarkt, namelijk de schoolbanken, het inburgeringstraject, de werkvloer zelf als plek met leer- en doorgroeimogelijkheden.

  1. Het eerste projectidee richt zich op schoolgaande jongeren in het zesde of zevende jaar secundair beroeps of bijzonder onderwijs. Werkenden met een zeer verschillende achtergrond qua loopbaan en studietraject gaan een groepsgesprek aan met de jongeren en geven uitleg over hun traject. De bedoeling is de blik van de jongeren te verruimen en hen te tonen dat er meer opties zijn dan zij misschien wel denken.
  2. Een ander projectidee richt zich op de werking van VDAB naar de vrouwen met een migratieachtergrond. VDAB zou meer dan nu outreachend moeten richten op alle categorieën van werkzoekenden, dus ook op kwetsbare vrouwen met een migratieachtergrond, zodat ook zij een garantie hebben op een intensieve dienstverlening naar werk (vacatures, opleiding, begeleiding naar werk) zonder dat dit dwingend moet zijn. VDAB moet hiervoor samenwerken met partners die deze doelgroepen bereiken.
  3. Twee projectideeën draaien om de begeleiding van vrouwen versterken door een vast aanspreekpunt. Bij het ene project is dat een persoon binnen de begeleiding naar de werkvloer die ook na de tewerkstelling nog een aanspreekpunt blijft, voor zowel de vrouw als voor de werkgever. Het ontzorgen van de werknemer en werkgever wordt financieel losgekoppeld van het realiseren van de aanwerving/tewerkstelling, maar draagt wel bij tot een duurzame tewerkstelling. Bij het andere projectidee zien ze het eerder als een sherpa die doorheen de verschillende stappen van inburgering, onderwijs en opleiding en werk een aanspreekpunt voor de vrouwen kan zijn. Deze persoon is geen specialist in alle materies, maar deze persoon bewaakt wel het stappenplan en beschikt over de nodige contactpersonen om te schakelen naar de passende dienstverlening.
  4. Een projectgroep wil co-creatie bevorderen in informele leer- en ontmoetingsplekken, waarbij talenten en passies ontdekt en ontwikkeld kunnen worden, op een manier dat zij ook naar de arbeidsmarkt meegenomen kunnen worden (vb. EVC's). Toch is doorverwijzing niet de bedoeling. Het gaat over netwerkvorming, 21e- eeuwse vaardigheden, culturele bagage versterken, plezier in leren versterken…Het buurtniveau, de openbare ruimte, de kans op ontmoeting zijn hier erg belangrijke randvoorwaarden.

Twee projectideeën richten zich op kinderopvang, maar zijn wel erg verschillend

  1. Eén projectgroep wil een vorm van flexibele kinderopvang aan huis uitbouwen, naar het model van 'wijkwerken' of 'dienstencheques', zodat vrouwen met een migratieachtergrond ondersteund worden in hun zoektocht naar werk. Vrouwen met een migratieachtergrond zouden ook zelf in deze jobs kunnen instappen. Er moet een wettelijk kader komen waarbij de personen die deze kinderopvang aanbieden begeleid en opgeleid worden en ook kunnen doorstromen naar andere jobs in de kinderopvang.
  2. Ook een tweede projectgroep denkt dat de kinderopvang een interessante tewerkstellingssector kan zijn voor vrouwen met een migratieachtergrond. Toch is deze sector bij hen nog te weinig gekend en vice-versa. De verwachte competenties bij starters in de kinderopvang zijn erg hoog, waardoor professionelen over het algemeen kritisch zijn voor stagiaires. Dit kan je omzeilen door niet met stagiaires maar met vrijwilligers te werken, zodat de leeromgeving ongedwongen is, en de prestatiedruk minder groot. Blenders, een al bestaand project toont aan dat een laagdrempelige instroom in de buitenschoolse opvang via vrijwilligerswerk een goede methodiek kan zijn. De projectgroep stelt voor deze methodiek uit te rollen naar iedere provincie via een pilootproject. Als deze pilootprojecten meevallen zou het project uitgebreid kunnen worden naar andere tewerkstellingssectoren.
  3. Sommige vrouwen met een migratieachtergrond zijn niet beroepsactief maar vaak wel actief op andere levensdomeinen, zoals vrijwilligerswerk. Het inzetten van bestaande instrumenten om competenties te herkennen, in kaart te brengen en te erkennen in de context van vrijwilligerswerk via een laagdrempelig platform kan vrouwen duidelijk maken dat ze mogelijk over een portfolio van competenties beschikken dat niet hoeft onder te doen voor vrouwen die wel beroepsactief zijn. Het kan hen ook duidelijk maken dat ze bepaalde competenties nog missen voor bepaalde functies. Naar werkgevers kunnen de competenties opgedaan tijdens vrijwilligerswerk op deze manier tastbaar gemaakt worden op een manier die ze al kennen van in de bemiddeling die VDAB en partners hanteren.

Ook werkgevers zijn een belangrijke doelgroep. Vier projectvoorstellen richten zich tot hen. Hier gaat het van het concreet begeleiden van individuele bedrijven in hun talent resources management, over het opzetten van positieve acties tot het aanbieden van nuttige instrumenten via een opleiding zodat ze zelf aan de slag kunnen.

  1. Met het projectidee van talent ressources management wil de projectgroep experimenteren binnen 10 bedrijven om jobs samen te stellen aan de hand van talenten. Tegelijkertijd wil het projectteam de vrouwen begeleiden om hun talenten te ontdekken en deze te matchen met de jobs in de bedrijven.

Vanuit het idee van positieve acties willen twee projectgroepen aan de slag met bedrijven.

  1. Eén projectidee focust op concrete ondersteuning bij diversiteitsplannen en de begeleiding van vrouwen met een migratieachtergrond zodat bedrijven een weerspiegeling van de maatschappij kunnen worden.
  2. Een ander projectteam wil via tijdelijke voorrangsmaatregelen in opleiding en toeleiding naar de werkvloer een verandering van de bedrijfscultuur realiseren.
  3. Ondanks het aanbod aan opleidingen en infosessies missen werkgevers concrete handvatten en instrumenten om inclusief te ondernemen. De meeste vormingen blijven steken in informatieverspreiding, maar missen de concrete vertaling naar de werkvloer. Een projectgroep wil een langdurige opleiding rond inclusief ondernemen ontwikkelen die werkgevers praktijkgerichte informatie en instrumenten biedt waar ze mee aan de slag kunnen. Ze willen niet zelf op de werkvloer komen om hun instrumenten te implementeren, maar willen wel arbeidsbemiddelaars betrekken zodat van beide kanten geleerd kan worden.
  4. Eén van de projectideeën richt zich op het tewerkstellingsbeleid. Het projectteam meent dat de contradicties en de versnippering die nu aanwezig zijn in het tewerkstellingsbeleid het best opgelost worden door de oprichting van een strategisch overlegorgaan met alle relevante partners. Dit overlegorgaan kreeg de naam 'Taskforce vrouwen met een migratieachtergrond' en zou een gemeenschappelijk managementcomité moeten hebben, dat het mandaat krijgt om te beslissen en het SERV-advies als insteek neemt. De uiteindelijke doelstelling is natuurlijk dat de Taskforce niet meer nodig is, omdat er sprake is van spontane uitwisseling en samenwerking.