Columns

Guido: reputatie

Toen ik aan de Gentse universiteit studeerde, begin jaren 80, waren er proffen met een ronduit schrikwekkende reputatie. Paul Ghysbrecht was er een van. Een legendarische figuur die 'volle zalen' trok, om de verkeerde redenen. Wat bijvoorbeeld niet van een Vermeersch of Kruithof kon worden gezegd. 

Naast Ghysbrecht waren er nog vele anderen, die op de een of ander manier vreemd waren of deden. Terreur voor eerstejaars en onzekere studenten. 

Waar het mij om gaat is het volgende. Je wist als student dat deze of gene een vreemde afwijking had of vervelend kon zijn, en je paste je aan. Zo goed en zo kwaad als het kon. Uit lijfsbehoud. Om die veilige twaalf op twintig binnen te halen. 

Was er een gek waarvan je wist dat hij ook de voetnoten uit zijn oude stoffige boek zou opvragen, dan leerde je die. Was er een excentriekeling die vond dat zijn leerstof altijd en overal gereduceerd kon worden tot opsommingen en lijstjes? Dan maakte je die.

Zelfs het vestimentaire werd niet overgeslagen. Niet opdagen zonder das zou leiden tot tweede zit? Dan kocht je een das of je leende er een. Ze hadden hun fetisj en wij beantwoordden daaraan. 

Niet omdat we geen ruggengraat hadden of omdat we schrik hadden van die mensen -de meesten vielen veel beter mee dan wat de stadslegendes lieten vermoeden- maar omdat het de kortste weg was naar een voldoende, en een onbezorgde zomer. Dat was de eerste reden. Plat opportunisme.

De tweede reden was misschien nog erger, als je er met ogen van vandaag naar kijkt. Wij waren maar studenten en aan de ander kant zat de fine fleur van de maatschappij. Proffen, academici, geleerden. De afstand tussen beide groepen kon niet groter zijn. We legden hen geen strobreed in de weg, we respecteerden de autoriteit. Want dat was ons geleerd, ondanks mei '68. En eerlijk gezegd heeft ons dat geen windeieren gelegd. 

Alhoewel. Het is maar een manier om het te bekijken. We pasten ons moeiteloos aan als we in de verkeerde job terechtkwamen, of op een chagrijnige despoot van een baas stootten. Het doel en de middelen. We zouden geld verdienen ten koste van alles, ondanks ons geluk of onze echte talenten. 

Ik moest eraan denken toen ik onlangs een mail kreeg van mijn opleidingshoofd op Karel de Grote Hogeschool, met het verzoek om meer eenvormigheid aan de dag te leggen in cursusopbouw, communicatiemomenten en communicatie-architectuur met de studenten. Zeker in deze tijden waar online lesgeven het echt contact onmogelijk maakt. 

Ik ben niet trots op mijn eerste reflex. Maar ik wijt het aan de opvoeding en de attitude die ik hierboven schetste. Mijn eerste bedenking was een erg zure oprisping: "Zijn het nu echt allemaal mietjes? Wat een pampering! Moeten we echt allemaal in hetzelfde vakje kleuren, verdomme toch!" Zo vat het zich samen.

Mijn tweede bedenking was godzijdank net iets volwassener. 

(Hoger) Onderwijs toegankelijk maken is niet alleen iets wat te maken heeft met geld. Het heeft te maken met het wegwerken van drempels 'tout court'. En die drempels kunnen van velerlei aard zijn. Leerbeperkingen, omkadering, bijzondere statuten, religie, en helaas zelfs huidskleur of afkomst.

Het draait om aandacht voor de mens. Aandacht voor de zwakkere en voor de 'andere' en voor zij die het net iets moeilijker hebben. De mogelijkheid om kansen te maximaliseren, zodat jonge mensen ergens terechtkomen waar ze tot hun recht komen. Vooral dat laatste is belangrijk. Tot hun recht komen. Ontdekken waar hun passie en hun talent ligt.

En docenten hebben daar hun rol en verantwoordelijkheid in te nemen. Het gaat er niet over dat er 'in de privé' later ook niet veel doekjes zullen ondergelegd worden of dat 'niet iedereen in de wieg gelegd is om te studeren'. Het gaat erom dat je mensen een zo breed mogelijke basis meegeeft, zoveel mogelijk kansen, en dat dat bij de ene makkelijker is dan bij de andere. 

De scholen en universiteiten doen hun deel met zinvolle studentenbegeleiding, en het idee dat je dan prima donna mag spelen omdat je toevallig titularis over een kennisdomein bent, is godzijdank iets wat tot een ver en begraven verleden behoort. Je hebt een verantwoordelijkheid tot kennisdeling en begeleiding, en liefst met een soort resultaatsverbintenis. Daar past geen hautaine egotrip bij. 

Soms is het goed om daar even over te mijmeren, voor hoogmoed en stomheid je deel worden. 

Guido Everaert

Wie is Guido?

Guido Everaert is schrijver, spreker en columnist. Daarnaast werkt hij als lector ‘web content' en ‘storytelling' aan de Karel de Grote-Hogeschool. Zijn interesse? De schone en minder schone kantjes van de mens.

Ook interessant

Guido: dauwtrappers

"Ik kan het niet meer. Het is op, voorbij, gedaan. Het zal wel met de leeftijd te maken hebben. Voor u verkeerde conclusies trekt: het lukt me niet meer om ’s nachts te werken. Ik doe het nu 's morgens vroeg."

Guido: doen alsof

"Ik werk alleen maar voor klanten die ik leuk vind. Echt waar. Ik heb mijn portie zeikerds in het bedrijfsleven gehad. Maar af en toe zijn er personeelswissels, of heb ik een klant niet juist ingeschat. Dan moet ik optreden."

Guido: Marie Kondo

"Er is nu een oplossing voor gepatenteerde uitstellers. En die oplossing heet Marie Kondo. U leest het goed, ik ben een adept van het Japanse opruimwonder. Ik begon met kleren, en daarna met boeken."

Guido: sterfelijk

"Toen ik lesgaf aan een groep jonge studenten, trok een licht ontvlambaar meisje publiekelijk en redelijk brutaal mijn kennis in twijfel. Ze zei: "Maar gij zijt oud, wat weet gij daar nu van!""

Guido: vervlogen tijden

"Ik heb beslist om dit jaar geen kerstkaartjes meer te versturen naar mijn klanten. Je voelt je een anachronisme als je kerstzegels ophaalt in het postkantoor."

Guido: pendelgeurtjes

"Bij deze een warme, beleefde en vriendelijke oproep aan mijn mede-pendelaars. Ik begrijp volkomen dat u een dagelijkse portie vitamine C moet binnenslaan. Maar moet dat echt in de vorm van mandarijntjes of sinaasappels?"